door juf Barbara
Kinderen
bewegen van nature heel graag. Dit bewegen doen ze om energie kwijt te raken,
maar een minstens zo belangrijke reden is om hun eigen lijf te leren kennen.
Door het bewegen ontdekken ze wat er gebeurt als ze bepaalde spieren aanspannen
en andere spieren ontspannen.
Ze leren dat ze
zich goed moeten vasthouden als ze ergens in klimmen, omdat ze anders naar
beneden kunnen vallen. Ze leren ook wie ze zelf zijn in verhouding tot de
ruimte om hen heen; hiermee ontwikkelen de kinderen hun ruimtelijke oriëntatie.
Die ruimtelijke oriëntatie is nodig om op een later moment te kunnen komen tot
het schoolse leren.
Ze oefenen met
hun lijf de begrippen die ze dan nodig hebben. Begrippen als boven en onder
onthoud je bijvoorbeeld heel goed als je ondersteboven aan een duikelrek hangt;
de wereld ziet er ineens heel anders uit.
Ze ervaren dat
hun eigen linker- en rechterkant niet dezelfde linker- en rechterkant is als
hun vriendje ertegenover staat. De begrippen links en rechts hoeven ze nog niet
helemaal te beheersen als ze doorgaan naar groep 3, maar ze ervaren wel al dat
het anders is. En waar je begint als je op papier gaat werken; aan de linkerkant.
Ook voor en
achter zijn begrippen die ze nodig hebben voor de ontwikkeling van het lezen en
rekenen.
In de onderbouw
oefenen de kinderen dit allemaal door de hele dag te bewegen. Op het plein
tijdens het spelen, in de gymzaal met de toestellen die we gebruiken en ook in
de klas met alle materialen die daar staan.
Als je kind
weet wie het zelf is in de ruimte, ervaart het dat het zelf veilige keuzes kan
maken, daarmee ontwikkelt een kind autonomie en zelfverzekerdheid. Je kind komt
daarmee stevig in de schoenen te staan.
Na al dat
bewegen is een net zo belangrijk moment het komen tot ontspanning. Jaren
geleden heb ik mogen leren dat ontspanning niet ontstaat door het kijken naar
een filmpje op de televisie of de iPad, maar dat ontspanning ontstaat door even
zo min mogelijk prikkels om je heen te hebben.
Even helemaal
niks, of hooguit luisteren naar een verhaaltje dat voorgelezen wordt, een
rustig liedje of geluiden die je hoort in je omgeving.
Ik nodig jullie
graag uit om het ook eens te doen. Maak het maar eens gewoon helemaal stil.
Dat hoeft echt
niet lang te zijn. Zeker bij een kleuter niet. De concentratie van een kleuter
duurt immers maximaal zes minuten.
In de klas doen we dit soort oefeningen ook, zeker op drukke dagen. Dan maken
we het met elkaar even helemaal stil. De kinderen mogen dan met gesloten ogen,
of ogen gericht op een punt voor zich op de grond, eerst even luisteren naar
een kort verhaaltje dat de gedachten focust op een rustige omgeving (een bos,
het strand met de zee) waar weinig bijgeluiden zijn, behalve die geluiden die
gemaakt worden door de natuur zelf.
Ze mogen de
handen los in hun schoot leggen en even alleen maar denken aan die omgeving die
beschreven wordt. Hoe voelt het daar? Hoe ruikt het daar? Vind jij dat fijn?
Na dit
‘stiltelesje’ in de klas, zoals Maria Montessori het benoemde, bespreken we
kort na wat de kinderen ervaren hebben.
Als ze er weer
klaar voor zijn, hebben ze hernieuwde energie en een goede concentratie om nog
even door te kunnen in de dag.
Als jullie dit
thuis willen proberen, kan ik meditatiekaarten (bijv. van Helen Purperhart)
aanraden, net als het boekje van de Wensster en de Toverdoos (van Marneta
Viegas) of Stilzitten als een Kikker (van Eline Snel).
Als je dit
vaker doet met je kind, zal de ontspanning steeds langer duren.
Ik weet zeker
dat je er zelf ook van ontspant om dit geregeld samen te doen.