1. De kloosterscholen

Laten we beginnen met de kloosterscholen. Want van voor die tijd weten we eigenlijk niet hoe het met onderwijs aan kinderen gesteld was. In Engeland bestonden ze al in de 7e en 8e eeuw, kloosterscholen.

Gregorius
Het was Gregorius die rond het jaar 750 een kloosterschool oprichtte in ons land. Je kan dus zeggen dat dit een van de eerste scholen is waar we iets over weten. Deze scholen leidden jongens op tot monnik of priester. Maar Karel de Grote, die over het grote Frankische rijk regeerde van 742 tot 814, vond dit niet genoeg. Hij vond dat alle jongens les moesten krijgen in diverse vakken. Behalve de monniken, priesters en edellieden, was de rest van de bevolking analfabeet.

Een binnen- en een buitenschool
Er kwamen onderwijswetten waarin werd bepaald dat alle jongens in het Frankische rijk in een kloosterschool moesten leren lezen, schrijven, zingen en bidden. Nu ging het vooral om het verspreiden van het christelijke geloof.

Zo’n school bestond vaak uit twee scholen. De binnenschool was er voor jongens die een roeping hadden tot priester of monnik. De buitenschool was er voor de gewone burgerjongen. Je kan je voorstellen dat het er in de binnenschool heel religieus aan toeging.

Belangrijke vakken
Godsdienst en koorzang waren belangrijke vakken. Het lag trouwens aan de leraar hoe hoog of laag het onderwijsniveau was dus verschillen genoeg in de kloosters. De leraar las voor uit de Bijbel of liet de leerlingen andere religieuze teksten horen. Daarna moesten ze alles uit hun hoofd leren. Dat viel nog niet mee! Al was er in die tijd veel minder afleiding dan nu, en helemaal in het klooster. Het was overigens niet zo gek dat ze alles van a tot z in hun hoofd moesten stampen want de perkamenten handgeschreven boeken waren zeer kostbaar. Als een leerling een tekst volledig uit het hoofd kende, kon hij letter voor letter, woord voor woord een tekst hardop lezen. Daarna mochten ze met een schrijfstift (die toen stylus heette) in een tafeltje met bijenwas schrijven.

Verplicht zingen
Koorzang stond wel bovenaan, als het om de lessen ging. Verplicht moesten de jongens deelnemen aan diverse kerkdiensten en andere godsdienstige oefeningen. En dat alles naast het reguliere lesprogramma. Wat ook een belangrijk vak was, was rekenen. Het rekenen kwam de school in vanaf het moment dat burgerjongens naar de buitenschool gingen. Zij hadden dit vak nodig voor het bedrijven van de handel.

Het was best druk op de kloosterscholen maar toch kon niet iedere jongen daarnaartoe. Want het was vaak een heel eind lopen, te ver weg van huis. En thuis was je nodig om je ouders te helpen zodat er brood op de plank kwam.

Ook meisjes
Vóór 1300 werden scholen alleen gesticht en beheerd door kerken en kloosters. In de veertiende eeuw kwam daar verandering in. In verschillende steden en dorpen werden onafhankelijke scholen opgericht en er werden ook meisjes tot het onderwijs toegelaten. Dat luidde een nieuwe fase in voor het onderwijs.

Beeldmateriaal: les in een kloosterschool, maker onbekend en een wastafeltje met stylus.

Volgende keer: Wie gingen er naar school en hoe braaf moest je daar zijn