5. Kleinkinderscholen

Laten we om te beginnen eens kijken naar het onderwijs in de stad. Als het om de kleinste kinderen ging, werden er verkleiningswoorden gebruikt en waren het schooltjes. Net zoals je nu particuliere scholen hebt, had je dat in vorige eeuwen ook. En ook toen moesten ouders daar veel meer voor betalen, wat logisch was want kinderen kregen in meer vakken les zoals boekhouden, rekenen en Frans. Nu moet je niet denken dat dit buiten de gereformeerde kerk om kon. Wie zo’n school begon, moest lid zijn van de kerk. Alleen was daar minder controle op.

Kleinkinder- of matressenscholen
Het woord matresse was afgeleid van het Franse woord maîtresse, juf. Een andere betekenis dan die er nu aan gegeven wordt.

Deze scholen waren er voor de kinderen van buitenshuis werkende (zwoegende) moeders en daarom een oppas nodig hadden. Want rijke mensen hadden hun personeel om toezicht te houden op hun nageslacht.
In de 18e eeuw al brachten de minder bedeelden zelfs hun kind al naar school voordat ze konden lopen. Het waren de drie- tot vijf-jarigen die op de matressenschooltjes de dag doorbrachten. Ze leerden er letters herkennen, gebedjes opzeggen en er waren, zoals ze het noemden ‘kleine vraagjes’ van de catechismus. Ze kregen ook les in naaien en breien, de meisjes welteverstaan. Er werd geklaagd over de matressenschooltjes. Omdat ze overvol waren en al die kinderen een geluid van jewelste produceerden. Maar ook de matressen (vrouwen) die op deze kinderen pasten krijsten wat af omdat ze zo’n grote groep kinderen niet konden managen.

Bewaarscholen
Nee, dan in de dorpen. Daar gingen de kinderen direct naar de ‘grote school’. Maar ook daar zag je driejarigen. Mocht de school te ver van huis liggen, dan kozen vader een moeder voor een kleuterschooltje in de buurt. Het was immers gevaarlijk als die kleintjes bij weer en wind de weg naar school, over sloten en plassen moesten afleggen.

In de eerste helft van de 19e eeuw kwamen er voor deze scholen de zogeheten ‘bewaarscholen’ in de plaats. Het personeel was beter opgeleid en de ruimtes waren meer geschikt maar toch sprak een Amsterdamse arts over ‘holen van mensverdierlijking’.

Clandestiene katholieke scholen
Er was trouwens nog een reden voor het ontstaan van een kleinkinderschool en die kwam van de katholieken. Kinderen opvoeden in de rooms-katholieke godsdienst. Het was dwars tegen de verordeningen in. Dat echter, kon een stel krachtige vrouwen niets schelen, ze deden het toch. Zowel in steden als in dorpen gaven ze onderwijs in de rooms-katholieke catechismus en gebeden. Het viel moeilijk te controleren dus hadden degene bij wie de macht lag bedacht dat bij deze scholen de deur van buitenaf open moest kunnen. De stad stelde opzieners aan, die onverwacht in het lokaal stonden en hun inspectie begonnen op verboden leerboekjes. Ergens staat opgetekend dat de meisjes dan de boeken giechelend tussen hun kleren stopten en de opzieners het niet aandurfden tot fouillering over te gaan. De ‘schoolvrouw’ ontkende natuurlijk steevast ‘paapse’ boeken te gebruiken en verklaarde dat zij alleen lesgaf in naaien, breien en het ABC. Clandestien bleven dus altijd wel van die katholieke scholen bestaan, ook voor wat oudere leerlingen. Maar het werd die scholen niet makkelijk gemaakt, zeker niet boven de grote rivieren. En je raadt het al, omdat het allemaal zo’n gedoe was, brachten veel katholieke ouders hun kinderen naar de gewone scholen waar ze opgroeiden met de bijbel en de Heidelbergse catechismus als leesboek. Of dat verwarrend is geweest voor die kinderen, God mag het weten.