6. Wat leerden kinderen vroeger?

Zowel de bijbel als een catechismus als leesboek werden op school gebruikt en dat waren dan de eerste leesoefeningen voor kinderen in de 17e en 18e eeuw. De kleintjes op de matressen-schooltjes leerden de letters met behulp van een ABC-bord. Er waren ook ABC-boekjes. Het kleine ABC-boekje had 8 bladzijden en was in gotisch letterschrift gedrukt. Het leerden de kinderen het ABC maar ook het onzevader, een gebed en de geloofsbelijdenis. En dan had je het grote ABC-boek. Omdat er een haan op het titelblad stond, werd dit ook wel Haneboek genoemd en het bevatte 16 bladzijden. Er stonden ook meer lettertypes in, zowel gotische als romeinse, zowel recht als schuin gedrukte. Dat viel echt niet mee voor de kinderen van toen. Moet je je voorstellen dat ze direct al de letters in zoveel verschillende gedaanten moesten leren kennen en herkennen. Eerder mochten ze niet met lezen beginnen! Het moet wel erg saai geweest zijn.

Zware kost
Ook de catechismus werd op deze wijze aan de kinderen voorgeschoteld. Er waren van die vrome schoolmeesters en ouders die vonden dat je daar niet vroeg genoeg kon beginnen. Het werd aan de kinderen uitgelegd in de zondagmiddagpreek. Deze catechismus bevatten 129 vragen en antwoorden, verdeeld over de 52 zondagen van het jaar. Elke zondag kwamen er vragen aan de orde en de arme kindertjes moesten dit uit hun hoofd leren en voor de kansel beantwoorden.

En als je kijkt in schoolboeken van toen, de Bijbelse schoolboeken, dan kom je vooral de spreuken van Salomo en de Historie van David tegen. In de schooluitgaven van die tijd stond de letterlijke Bijbeltekst, het was dus hele zware kost voor de jeugd.

Trap der jeugd
Een zeer veel gebruikt leerboek was de ‘Trap der Jeugd’. De eerste zeven ‘trappen’ (hoofdstukken) van dit boek bestonden uit rijen woorden die steeds moeilijker werden, eindigend met aardrijkskundige en Bijbelse namen. Verder bevatte het –in de laatste trap- stichtelijke rijmpjes, en weet je wat? We laten er hier een zien. Zet je schrap:

“In ’t straffen God wel langzaam is,

Maar als hij straft, hij straft gewis.

Neemt waar die middelen U gezonden van den Heer

God helpt hem, die, niet lui, zichzelf stelt te weer.”

Schrijven was een kunst
De 'Trap der Jeugd' had ook nog een hoofdstuk over schrijven en een over rekenen en uiteraard werden de kinderen ook hier weer met de ‘fundamenten der christelijk religie’ om de oren geslagen. Figuurlijk dan.

Met schrijven mocht een kind pas beginnen als het behoorlijk vlot kon lezen. Dus aan schrijven was je pas toe vanaf je 8e of 9e jaar. De volwassenen dachten ook nog ’s dat kinderhandjes niet geschikt waren om de pen te hanteren en ze daardoor voor altijd een lelijk handschrift zouden houden. Het ging namelijk vooral om schoonschrijven in die tijd. Geen slordig gekrabbel, daar gruwde men van. Nee, schrijven was een kunstvorm, vandaar dat je ook veel krullen en versieringen ziet bij de hoofdletters.

Potloden
In de stad hadden schoolmeesters eigenhandig geschreven schrijfvoorbeelden voor het raam liggen als reclame voor hun school. Dat schrijven niet zo handig was om het kleine kinderen aan te leren, kwam ook omdat er pen (vogelveer) en inkt werden gebruikt. Er bestonden wel leitjes maar die waren voor het rekenen en ze bovendien kostbaar. Potloden waren er ook nauwelijks. Pas in 1795 vond de heer Conté in Parijs een procedé uit waardoor potloden goedkoper voor de grote markt geproduceerd konden worden.

Volgende keer: nog meer over schrijflessen en over de drukte in de klas. Hoe zaten de kinderen erbij in zo’n lokaal? Je leest het in deel 7.