14. Protesten van ouders

Vanaf het jaar 1801 werd het verboden op school ‘leerstellig onderwijs’ te geven. Wat bedoelde men hiermee? Op godsdienstig gebied moest het alle gezindten kunnen behagen; geen enkele religie moest aanstoot kunnen nemen aan het lesmateriaal. Toch was het verplicht dat de scholen allemaal een algemeen-christelijk karakter hadden en er werd nog altijd begonnen en geëindigd met een gebed. Ook de Bijbel bleef, al werden de verhalen meer aangepast aan kinderen.

Kranten in de klas
Het was me wat, al die veranderingen! Dit zat veel ouders niet lekker. Waarom moesten hun kinderen ineens allemaal onnodige dingen leren, zoals aardrijkskunde en rekenen? En waarom was het schrijven in gotisch schrift – het lettertype van de Bijbel- niet meer van belang?
Strenggelovige ouders vonden het niet te verteren dat het leerstellig onderwijs werd afgeschaft. Godsdienstonderwijs werd voortaan buiten de school gegeven. Zo werd de school steeds neutraler.
Maar de onderwijsvernieuwing ging gewoon door en de kinderen kregen kranten te lezen om ze betrokken te laten zijn bij hun eigen tijd. Ook omdat ze dan met andere lettertypen werden geconfronteerd. Nu moet je niet denken dat zij de meest actuele krant te lezen kregen. Nee, slechts de krant die toevallig voorhanden was en ergens in het schoolgebouw rondslingerde.
De schoolopzieners vonden het sowieso niets want er kon niet met zijn allen gelezen worden, tenzij er genoeg kranten waren voor alle leerlingen van één klas, maar dat was meestal niet zo. Te duur!

Blauw van de kou
Zo was er rondom de onderwijsvernieuwing veel tumult. De onderwijzers moesten worden onderwezen, de ouders moesten worden overtuigd en de plaatselijke autoriteiten moesten zorgen voor de middelen om het toch wel duurder geworden onderwijs te kunnen betalen. De kosten gingen omhoog omdat onderwijzers beter werden betaald. Zo konden ze zich geheel en al inzetten voor het onderwijs en hield de versnippering van aandacht door bijbaantjes op. Alhoewel, dat dácht men. In de dorpen bleven kosters- en het schoolmeesterambt nog lange tijd gecombineerd. Je begrijpt dat daarom alleen lidmaten van de Nederlands hervormde kerk onderwijzer konden worden en zo voerden de protestanten toch weer de boventoon.

Ook aan schoolgebouwen werd meer geld uitgegeven. Er moest licht en frisse lucht komen. Schoolbanken, schoolborden en goede kachels. Het moest afgelopen zijn met de vervuilende open haarden die bovendien niet genoeg warmte gaven. De eeuwen ervoor was er niet eens altijd een haard in het lokaal, dan zagen onderwijzer en kinderen blauw van de kou.

Voor alle kinderen
Hogere kosten maar het schoolgeld mocht niet omhoog. Onderwijs moest immers toegankelijk zijn voor alle kinderen, ongeacht de financiële status van hun ouders. Nee, het liep niet echt op rolletjes, die onderwijsvernieuwing. Want buiten dat het bijna niet te bekostigen was, al die nieuwigheden, hielden ouders nog steeds hun kinderen ‘thuis’ als ze -vooral in de zomer- op het land moesten werken. Het klassikaal uitvoeren van een leerplan en een vast lesrooster hanteren, deze zaken waren dus nog lang niet aan de orde.  
Afbeelding 1: Pagina uit een leesboekje voor jongen kinderen met éénlettergrepige woordjes.
Afbeelding 2: Rekenpagina uit het ABC-boek uit de tweede helft van de 18e eeuw.

In aflevering 15 lezen jullie over de prestaties van de leerlingen uit die tijd.